- corne
- corne [korn]〈v.〉1 hoorn 〈van dieren〉 ⇒ gewei 〈van hert〉2 hoorn(stof) ⇒ hoornschoen, -bekleedsel 〈van hoef〉 ⇒ eelt(plek) 〈van huid〉3 (uitstekende) punt, hoek ⇒ ezelsoor 〈van boek〉4 〈muziek〉hoorn ⇒ signaalhoorn ⇒ 〈auto〉 toeter, claxon5 〈scheepvaart〉(vlaggen)gaffel♦voorbeelden:1 〈figuurlijk〉 avoir, porter des cornes • hoorns ophebben 〈bedrogen zijn〉〈figuurlijk〉 faire, montrer les cornes à qn. • iemand belachelijk maken 〈door het V-teken boven zijn hoofd te maken〉〈van slak〉 montrer ses cornes • zijn voelsprieten uitsteken〈figuurlijk〉 montrer les cornes • zijn hoorns laten zien, zich vijandig tonen2 corne à chaussures • schoenlepelde, en corne • hoornen, hoorn-, van hoorn3 chapeau à trois cornes • driekantige hoed, steek4 corne de brume • misthoorn¶ corne d'abondance • hoorn des overvloedscorne de cerf • hertshoorn, weegbreecornes de gazelle • (gevuld) hoorntje 〈gebak〉1. f1) hoorn2) voelhoorn, spriet3) hoorn, toeter4) hoornschoen [hoef]5) uitstekende punt/hoek6) ezelsoor [boek]7) eelt(plek)2. cornesf plgewei
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.